Er was een heel klein druppeltje

Dat kwam laatst uit de zee

En zevenduizend zusjes

Die gingen met haar mee


En al die kleine druppeltjes

-Dat grote watervolk-

Die zweefden naar de hemel

En werden daar een wolk

De wolk steeg hoger in de lucht

De druppel werd benauwd

En nog steeds hoger ging de wolk

De druppel kreeg het koud

Het bliksemde van onder

En toen kwam de donder

De donder, de donder, de donder

Dat ene kleine druppeltje

Dat viel toen naar benee

En zevenduizend zusjes

Die gingen met haar mee


Het regende op bomen

Het regende op land

Het regende op huizen

En op het droge zand

En samen met die anderen

Werd Druppeltje een beek

Ze stroomden van de berg af

Dat duurde wel een week


Met nog eens duizend beekjes

Werd Druppeltje een rivier

Ze stroomden door het groene land

En hadden veel plezier


Ze botsten tegen stenen aan

En schuurden langs het grind

Ze sprongen over keien heen

En dansten in de wind

En toen kwam de waterval

Aan’t einde van het gletsjerdal

De waterval, de waterval, de waterval

Dat ene kleine druppeltje

Dat zweefde naar benee

En zevenduizend zusjes

Die gingen met haar mee

Dat ene kleine druppeltje

Dat stroomde door een stad

Met zevenduizend zusjes

Verdween ze in een gat


Ze stroomden met zijn allen

Door een grote buis

En kwamen toen als water

Bij Willem in zijn huis


Toen draaide Willem aan de kraan

Het water kwam eruit

En stroomde over Willems haar

En ook over zijn huid

Het stroomde langs zijn schouders

En ook nog langs zijn ruggengraat,

Zijn billen, zijn benen, zijn tenen

Dat ene kleine druppeltje

Dat stroomde door het bad

Met zevenduizend zusjes

Verdween ze in een gat


Ze stroomden met zijn allen

Ze maakten heel veel mee

En mochten na een maandje

Weer naar hun eigen zee


Er was een heel klein druppeltje

Dat ging weer naar de zee

En zevenduizend zusjes

Die gingen met haar mee

Druppeltje
Druppeltje